M. Vasalis (1909-1998)

Soms, als gij zwijgt en uit het venster schouwt,
grijpt mij uw schoonheid als een wanhoop aan,
een wanhoop door geen troost te blussen,
niet door te spreken, niet door te kussen,
even groot als mijn bestaan, en even oud.

Dat ik u zien moet en u niet kan zijn,
van u gescheiden door mijn eigen ogen,
dat gij daar zit, zo buiten mij geboren,
het dot als een geboorte pijn.

Wanneer gij zwijgt en uit het venster ziet
komt soms de wind en hij beweegt uw haren,
die aan de boorden van uw voorhoofd staan
als aan stilstaand water oeverriet.
Soms komt een wolk de hemel langs gevaren,
ik zie de schaduwen over uw ogen gaan.

Dan is het mij alsof gij eeuwig zijt,
of ik maar even bij u leven mag,
alsof mijn tijdelijkheid mij van u scheidt,
dan wendt uw hoofd zich om, ik zie uw lach.