Gerrit Achterberg


Droomschuim was deze nacht
Een gaaf gezicht en warme kleren
Wij spraken veel en vlug
Omdat het niet kon duren

Je was hertrouwd, hij zag
Onze intimiteiten
Hij sloeg zijn ogen neer
Zonder verwijten

Je sloeg op hem geen acht
Herroepelijk ontstonden
De oude plattegronden
In vogelvlucht, in vogelvlucht

Je zei: "Nu moet ik terug"
Je mantel en haar werden stug
Toen ben ik wakker geschrokken
Op de scharnieren der eeuwigheid
Draaide de tijd
Dicht als een deur achter je rokken

H. Marsman


Paradise Regained

De zon en de zee springen bliksemend open:
Waaiers van vuur en zij;
langs blauwe bergen van de morgen
scheert de wind als een antilope
voorbij.

Zwervende tussen fonteinen van licht
en langs de stralende pleinen van ‘t water,
voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
die zorgeloos zingt langs het eeuwige water

een held’re verruk’lijk-meeslepende wijs:

‘het schip van de wind ligt gereed voor de reis,
de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
de morgen en nacht twee blauwe matrozen -
wij gaan terug naar ‘t Paradijs.’

Carlos Drummond de Andrade


Troost op het strand

Kom nou, niet huilen
Je kinderjaren zijn verloren.
Je jongensjaren zijn verloren.
Maar het leven is niet verloren.

De eerste liefde is voorbij.
De tweede liefde is voorbij.
De derde liefde is voorbij.
Maar het hart gaat door.

Je hebt je beste vriend verloren.
Je hebt geen reis gewaagd.
Je bezit geen huizen, schepen, grond.
Maar je hebt een hond.

Je bent door een paar harde woorden,
zacht gezegd, gegeseld.
Nooit, nooit zal de wond meer helen.
Maar - en je gevoel voor humor dan?

Voor onrecht is geen oplossing.
In de schaduw van deze verkeerde wereld
heb je een bedeesd protest gestameld.
Maar andere zullen volgen.

Je zou je, alles wel beschouwd,
meteen maar in het water moeten gooien.
Je ligt naakt in het zand, in de wind ...
Slaap zacht, mijn zoon.

Anne Sexton


The Fury of Overshoes

They sit in a row
outside the kindergarten,
black, red, brown, all
with those brass buckles.
Remember when you couldn't
buckle your own
overshoe
or tie your own shoe
or cut your own meat
and the tears
running down like mud
because you fell off your
tricycle?
Remember, big fish,
when you couldn't swim
and simply slipped under
like a stone frog?
The world wasn't yours.
It belonged to
the big people.
Under your bed
sat the wolf
and he made a shadow
when cars passed by
at night.
They made you give up
your nightlight
and your teddy
and your thumb.
Oh overshoes,
don't you
remember me,
pushing you up and down
in the winter snow?
Oh thumb,
I want a drink,
it is dark,
where are the big people,
when will I get there,
taking giant steps
all day,
each day
and thinking
nothing of it?


M. Vasalis


Als je een landschap was waar ik doorheen kon lopen,
stil staan en kijken met mijn ogen open
en languit op de harde grond gaan liggen,
er mijn gezicht op drukken en niets zeggen.
Maar 't meeste lijk je op de grote lucht erboven,
waar ruimte is voor buien licht en donkre wolken
en op de vrije wind daartussen,
die in mijn haren woelt en mijn gezicht met kussen
bedekt, zonder te vragen, zonder te beloven.

Vinicius de Moraes


You don't have to be a man, it's enough to be human, it's enough to have sentiment, it's enough to have heart. You have to know how to speak or be quiet, more than anything you have to know how to listen. You have to like poetry, dawn, a bird, the sun, the moon, the song of the winds and the music of the breeze. You must have love, a great love for somebody, or feel a void of not having that love. You must love your neighbor and respect the pain the passer-by carries with him. You must keep a secret without sacrificing.

You don't have to be first-hand or even second-hand. You may already have been deceitful, for all friends are deceitful. You don't have to be pure, nor totally impure, but you shouldn't be vulgar. You should have an ideal and fear of losing it and, in case you are not like that, you should feel a great vacuum which that leaves. You must have human resonances, your principal objective should be that of a friend. You should feel pity for sad persons and comprehend the immense emptiness of the lonely. You should like children and lament those who could not be born.

Look for a friend to like the same tastes, who is moved when called a friend. Who knows how to converse about simple things, the dew, the great rains, and the recollections of childhood. You need a friend so as not to go mad, to talk about what transpired, beautiful and sad things during the day, of the yearnings and realizations, the dreams and reality. You should like deserted streets, puddles of water and wet roads, the edge of the street, the countryside after the rain, to lie down in the grass.

One needs a friend who says it's good to live, not because life is beautiful but because he has a friend. One needs a friend to stop crying. In order not to live leaning on the past in search of lost memories. Who slaps us on the shoulder smiling or crying, but who calls us friend in order to have the consciousness of what we are still living...

Martinus Nijhoff


Het Lied der Dwaze Bijen

Een geur van hoger honing
verbitterte de bloemen
een geur van hoger honing
verdreef ons uit de woning.
Die geur en een zacht zoemen
in het azuur bevrozen
die geur en een zacht zoemen
een steeds herhaald niet-noemen.

ried ons, ach roekelozen
de tuinen op te geven
riep ons, ach roekelozen
naar raadselige rozen.
Ver van ons volk en leven
zijn wij naar avonturen
Ver van ons volk en leven
jubelend voortgedreven

Niemand kan van nature
zijn hartstocht onderbreken
Niemand kan van nature
In lijve de dood verduren
steeds heviger bezweken
steeds helderder doorschenen
steeds heviger bezweken
naar het ontwijkend teken

stegen wij en verdwenen
ontwoerd ontlijefd ontzworven
stegen wij en verdwenen
als glinsteringen henen.
Het sneeuwt, wij zijn gestorven
huiswaarts omlaag gedwereld
Het sneeuwt, wij zijn gestorven
het sneeuwt tussen de korven.

Robert Herrick (1591-1674)


Gather ye rosebuds while ye may,
Old Time is still a-flying;
And this same flower that smiles today,
To-morrow will be dying.

The glorious lamp of heaven, the Sun,
The higher he's a-getting;
The sooner will his race be run,
And nearer he's to setting.

That age is best, which is the first,
When youth and blood are warmer;
But being spent, the worse, and worst
Times still succeed the former.

Then be not coy, but use your time,
And while ye may, go marry;
For having lost but once your prime,
You may for ever tarry.

Konstantinos Petrou Kavafis


September 1903

Laat ik mezelf tenminste nu bedriegen met illusies,
opdat ik niet de leegte van mijn leven merk.

Zovele keren ben ik zo nabij geweest.
En hoe verlamd, hoe schuchter, was ik,
waarom hield ik mijn lippen op elkaar
terwijl mijn lege leven in mij weende
en mijn begeerte zwarte kleren droeg.

Zovele keren zo dicht bij te zijn geweest,
bij de ogen, bij de zinnelijke lippen,
bij het gedroomde, geliefde lichaam.
Zovele keren zo dicht bij te zijn geweest.

J.C. Bloem


VERMANING

Wat klaagt ge, o zwakke ziel, nu dat de zon gaat dalen?
De dag was lang en heet, en zijn geluk niet veel
Maar laat den ijdelen hun vege zegepralen:
Beetren zijn heengegaan, en met een minder deel.

Henry David Thoreau


I went to the woods because I wished to live deliberately,
to front only the essential facts of life,
and see if I could not learn what it had to teach,
and not, when I came to die, discover that I had not lived.

Adriaan Roland Holst


Eens zullen allen die tussen ons kwamen
zijn weggevallen, wie weet nog hun namen....
Eens zal de vete zijn bijgelegd en zal
vergeten zijn ons bitter twee gevecht.
Eens zal het weer regenen stil, zoals toen aan zee
kom mij dan tegen en ga met mij mee.

Ingrid Jonker


Ladybird
('n Herinnering aan my moeder)

Glans oker
en 'n lig breek
uit die see.

In die agterplaas
êrens tussen die wasgoed
en 'n boom vol granate
jou lag en die oggend
skielik en klein
soos 'n liewenheersbesie
geval op my hand

Ingrid Jonker


Die kind is nie dood nie
die kind lig sy vuiste teen sy moeder
wat Afrika skreeu skreeu die geur van vryheid en heide
in die lokasies van die omsingelde hart

Die kind lig sy vuiste teen sy vader
in die optog van die generasies
wat Afrika skreeu skreeu die geur
van geregtigheid en bloed
in die strate van sy gewapende trots

Die kind is nie dood nie
nòg by Langa nòg by Nyanga
nòg by Orlando nòg by Sharpville
nòg by die polisiestasie in Philippi
waar hy lê met 'n koeël deur sy kop

Die kind is die skaduwee van die soldate
op wag met gewere sarasene en knuppels
die kind is teenwoordig by alle vergaderings en wetgewings
die kind loer deur die vensters van huise en in die harte
van moeders
die kind wat net wou speel in die son by Nyanga is orals
die kind wat 'n man geword het trek deur die ganse Afrika
die kind wat 'n reus geword het reis deur die hele wêreld

Sonder 'n pas

Ingrid Jonker


Ik wil geen bezoek meer ontvangen
Niet kopjes thee boerentroost en vooral niet met brandewijn
Ik wil niet horen hoe ze wachten op gevleugelde brieven
Ik wil niet horen hoe ze wakker liggen in hun oogkassen
terwijl
de ander slaapt weids als de horizon om zijn wenkbrauwen
en wat wil ik weten van hun altijd eendere kwalen
de een zonder eierstokken de ander met leukemie
het kind zonder draaiorgeltje en de oude man
die al vergeten is dat hij doof is
de bestorming van de dood in het stoplicht op groen
de mensen die leven aan zee zoals in de Sahara
de verraders van het leven met het gezicht van de dood en
van God

ik wil gewoon alleen zijn op reis met mijn eenzaamheid
als een wandelstok
en geloven dat ik nog uniek ben

Anne Sexton


Klaaglied

Iemand is dood.
Zelfs de bomen weten het,
Die arme oude dansers die wellustig opschieten,
Met hun grauwgroene sjaals en stekelige stammen.
Ik denk...
Ik denk dat ik het had kunnen tegengaan,
Als ik kordaat als een ziekenzuster was geweest
Of de nek van de chauffeur had opgemerkt
Toen hij de lichten in de stad negeerde;
Of later op de avond,
Als ik een doekje voor mijn mond had gebonden.
Ik denk dat het had gekund...
Als ik anders was geweest, of wijs, of kalm,
Ik denk dat ik de tafel had kunnen betoveren,
Het besmeurde bord of de hand van de gever.
Maar het is gebeurd.
Het is allemaal voorbij.
Er bestaat geen twijfel over de bomen
Die hun dunne voeten in het droge gras spreiden.
Een canadese gans vliegt op,
Opengespreid als een grijs suede overhemd,
Snaterend met haar neus in de maartse wind.
Bij de ingang ligt een kat rustig te ademen
In haar waterig blauwe vacht.
Het avondeten is op en de zon
Die niets anders gewoon is
Gaat helemaal onder.

Anne Sexton



THE TRUTH THE DEAD KNOW

For my mother, born March 1902, died March 1959,
and my father, born February 1900, died June 1959


Gone, I say and walk from church,
refusing the stiff procession to the grave,
letting the dead ride alone in the hearse.
It is June. I am tired of being brave.

We drive to the Cape. I cultivate
myself where the sun gutters from the sky,
where the sea swings in like an iron gate
and we touch. In another country people die.

My darling, the wind falls in like stones
from the whitehearted water and when we touch
we enter touch entirely. No one’s alone.
Men kill for this, or for as much.

And what of the dead? They lie without shoes
in their stone boats. They are more like stone
than the sea would be if it stopped. They refuse
to be blessed, throat, eye and knucklebone

Jean Pierre Rawie


Interieur

In dit met boeken volgestouwd vertrek
Heb ik steeds minder anderen van node,
Met al mijn aan de dood ontstegen doden
Iedere nacht stilzwijgend in gesprek.
Bij wie is wat ik liefheb nog in trek?
Het meeste is al eeuwen uit de mode.
Van wat ik deed, uit nood of om den brode,
Rest enkel de grandeur van het echec.
Maar ook al bood het leven nog zoveel
Waar ik mijn tanden op heb stukgebeten,
Een regel en de wereld raakt vergeten,
Een rijm en het verscheurd heelal wordt heel:
Alleen achter mijn schrijftafel gezeten
Heb ik opnieuw aan heel de schepping deel.

Jean Pierre Rawie


INZICHT

Ik ben zo afgemat onder de last
van wat ik vruchteloos heb liefgehad
dat ik voortdurend struikel op mijn pad
en allengs dieper in het duister tast.

Herinneringen bieden geen houvast:
ik raakte steeds meer kwijt dan ik bezat.
Wat er van mij geworden is en wat
ik ooit beoogde is in schril contrast.

Vertrouwd geraakt met laagheid en bedrog
vind ik wat onaanvaardbaar leek gewoon
ik weet dat stof tot stof keert, as tot as.

Wat grijpt het mij nog aan, terwijl ik toch
allang doorgrondde dat het leven zo'n
intens lamlendige vertoning was?

Vasalis


Ster

Ik zag vanavond voor het eerst een ster.
Hij stond alleen, hij trilde niet.
Ik was ineens van hem doordrongen,
ik zag een ster, hij stond alleen,
hij was van licht, hij leek zo jong en
van vóór verdriet.

Plotinos


Als de mensen zelf mooi zijn,
zijn ze het doordat ze van zichzelf mooi zijn,
en lelijk doordat ze een ander wezen aannemen.
Door zichzelf te kennen zijn ze mooi,
en lelijk door zichzelf niet te kennen.

Judith Herzberg


Nee er is geen tweede leven nee mijnheer
ik weet het, wij moeten redelijk zijn.
Maar ik begrijp de wens van pharao’s
alles wat nu is te omarmen desnoods
in steen omarmen (de schaduw
in de plooien van de kussens die
nadat de levenden zijn opgestaan
in vorm van leven bleven liggen)
ja, zou dit ook in stenen doos
dit zonnige vertrek, dit sterk
gemerkte uur – voorbij de laatste dag
mee willen slepen.

Judith Herzberg


Als je zoveel om iemand gaf
Dat je alles wat je had
Je huis en je hele boel
Daarvoor zou willen geven
Dan werd je alleen maar veracht.

Toch is het een gevoel
Dat inslaat als een flits
Een brand vlamt door je heen
En er is geen rivier
Geen water in de wereld
Dat zulke vlammen blust

Houd me dicht tegen je aan
Als een band om je arm
Als een hanger op je hart
Want sterk als de dood
Is de liefde, en afgunst
Zo diep als het graf

Judith Herzberg


Daglicht

Uit chaos van lakens en
voorgevoel opgestaan, gordijnen
open, de radio aan, was
plotseling Scarlatti
heel helder te verstaan:
Nu alles is zoals het is geworden,
nu alles is zoals het is
komt het, hoewel, misschien
hoewel, tenslotte nog in orde.

Lord Alfred Tennyson (1809-1892)


I envy not in any moods
The captive void of noble rage,
The linnet born within the cage,
That never knew the summer woods;

In envy not the beast that takes
His license in the field of time,
Unfetter'd by the sense of crime,
To whom a conscience never wakes;

Nor, what may count itself as blest,
The heart that never plighted troth
But stagnates in the weeds of sloth:
Nor any want-begotten rest.

I hold it true, whate'er befall;
I feel it, when I sorrow most;
'T is better to have loved and lost
than never to have loved at all.

Heinrich Heine (1797-1856)


Anfangs wollt ich fast verzagen,
Und ich glaubt, ich trüg es nie;
Und ich hab es doch getragen -
Aber fragt mich nur nicht, wie?

Jean Pierre Rawie


Nu het een jaar geleden is
dat wij voorgoed met elkaar braken
moet ik er werkelijk voor waken
dat ik je niet voortdurend mis.

Het was als ik me niet vergis
wel beter om een aantal zaken
maar dat het mij nog droef kan maken
stemt op zichzelf tot droefenis.

Ach, elke liefde eist een tol
en wat het ons ook heeft gekost,
van terugbetalen was geen sprake:

it's better to have loved and lost
than never to have loved at all.
Ik hield ervan je aan te raken.

Marielle Wortmann

O dat heftige uur
waarin stormen
tranen storten
en overwaaiend vuur
waarin spiegels barsten
tot een gebroken lach

(uit een familiebericht in het NRC)

Lord Byron (1788–1824)



SO, we'll go no more a-roving
So late into the night,
Though the heart be still as loving,
And the moon be still as bright.

For the sword outwears its sheath,
And the soul wears out the breast,
And the heart must pause to breathe,
And love itself have rest.

Though the night was made for loving,
And the day returns too soon,
Yet we'll go no more a-roving
By the light of the moon.

Remco Campert


De liefde moe

De liefde kent de tijd te goed,
uren sterven als tantes op zondag.

Is het voorjaar? is het winter?
De bomen ontvangen de wind en buigen.

Mijn verlangen is moe, mijn adem tandenloos.
Ik ben het lichaamsdelen noemen moe,
zoals wij deden, tintelend van ontdekking.
Ik ben de liefde moe.

Alles gaat nu zwerven, door de wind verjaagd:
mijn handen, haar handen, mijn woorden,
seizoenen... wij nemen de pijn mee,
volgen de snelle liefde en sterven.

Ik zal zeker sterven, zwervend,
de liefde zoekend waar hij al eerder was,
tandenloos en moe.

Wiljan van den Akker


Het kan zomaar gebeuren op de eerste
de beste hotelkamer staan voor de kast
in de gang waar je laat op de avond
van aankomst snel nog je koffer en jas
in een lichte paniek achter spiegels
verborg in een vreemd bed ontwaakt
uit een slaap waar geen spoor
van een droom aan te pas is gekomen
geschoren gewassen gekamd van plan
tevoorschijn te komen in het pak
dat je droeg bij vertrek op het punt
schone sokken te pakken je hand al
op weg naar de rand van de schuifdeur:

hier ga ik blijven in deze kamer waar ik
voor altijd nauwkeurig uit mijzelf zal
bestaan, weet hoe de dingen mij passen
in dit licht dat nog nooit zo precies
als het hoort door het raam kwam
gezeefd en alles op maat heeft gesneden.

Jan Arends (1925 - 1974)

Ik
schrijf gedichten
als dunne bomen.

Wie
kan zo mager
praten
met de taal
als ik?

Misschien
is mijn vader
gierig geweest
met het zaad.

Ik heb
hem nooit
gekend
die man.

Ik heb
nooit
een echt woord gehoord
of het deed pijn.

Om pijn
te schrijven
heb je
weinig woorden
nodig.


Kazem Kahn


Indien die zoete mond, die beker wijn,
ja alles, eindigt in het niet-meer-zijn,
bedenk, zoals jij bent, je bent slechts wat
je zult zijn, niets: je kunt niet minder zijn.

Walt Whitman


O ME! O life!... of the questions of these recurring;
Of the endless trains of the faithless--of cities fill'd with the foolish;
Of myself forever reproaching myself, (for who more foolish than I and who more faithless?)
Of eyes that vainly crave the light--of the objects mean--of the struggle ever renew'd;
Of the poor results of all--of the plodding and sordid crowds I see around me;
Of the empty and useless years of the rest--with the rest me intertwined;The question, O me! so sad, recurring--What good amid these, O me, O life?

Answer.

That you are here--that life exists, and identity;
That the powerful play goes on, and you will contribute a verse.

"O Me! O Life!' from Whitman's Leaves of Grass:

Emily Dickinson


I'M NOBODY! WHO ARE YOU?

I'm nobody! Who are you?
Are you nobody, too?
Then there's a pair of us - don't tell!
They'd banish us, you know.

How dreary to be somebody!
How public, like a frog
To tell your name the livelong day
To an admiring bog!

Leonard Nolens


Net jij,
Net als jij,
Net als jij die me leest
Zoals ik het niet kan,

Net jij,
Net als jij,
Net als jij zo dichtbij in geen kamer
Hiernaast, in geen brief
Op de gangmat, geen kroeg
Om de hoek,

Net jij,
Net als jij,
Net als jij zo dichtbij als mijn eigen gezicht
In de spiegel geen tel te bereiken,

Zo werd ik als iedereen 's ochtends geboren
En 's avonds, zo werd ik als iedereen 's middags geboren
En 's nachts, en zo werd ik hier samen met jullie geboren
Op 11 april 1947, zo grondig, voortdurend en traag
Tot vandaag,

Net jij,
Net als jij,
Net als jij die me leest
Zoals ik het niet kan.

Cees Buddingh'


Pluk de dag

vanochtend na het ontbijt
ontdekte ik, door mijn verstrooidheid,
dat het deksel van een middelgroot potje marmite
(het 4 oz net formaat)
precies past op een klein potje heinz sandwich spread

natuurlijk heb ik toen meteen geprobeerd
of het sandwich spread-dekseltje
ook op het marmite-potje paste

en jawel hoor: het paste eveneens

Charles Baudelaire (1821-1867)


XXXIII
Bedrink je

Je moet altijd in een roes zijn. Daar draait alles om, dat is het
enige dat telt. Om die verschrikkelijke last van de Tijd, die je
rug breekt en je naar de aarde buigt, niet te voelen, moet je je
zonder ophouden bedrinken.
Maar waaraan? Aan wijn, aan poëzie of aan deugd, wat je
maar wilt. Maar je moet in een roes zijn
En als je toch nog wakker zou worden op de trappen
van een paleis, in het groene gras van een greppel of in de
droefgeestige eenzaamheid van je kamer, omdat de roes al
afgenomen of zelfs verdwenen is, vraag dan aan de wind, aan
de golven, aan de sterren, aan de vogels, aan de klokken, vraag
aan alles wat vlucht, aan alles wat zucht, aan alles wat beweegt,
aan alles wat zingt, aan alles wat spreekt, vraag hoe laat het is.
En de wind, de golven, de sterren, de vogels, de klokken zullen
je antwoorden: 'Het is de tijd voor je roes! Om te ontkomen aan
de slavernij van de martelende Tijd moet je je onophoudelijk
bedrinken! Aan wijn, aan poëzie of aan deugd, wat je maar
wilt.'

Aleksandr S. Poesjkin (1799-1837)

Aan Tsjaadajev

Zo jong al niet meer in de ban
Van roem en liefde, hoop en vreugde.
Als sneeuw, als nevel voor de zon
Verdwenen jeugdige geneugten.
Toch woedt in ons gemoed een brand.
Wie kan, waar kroon en knoet regeren,
De noodkreet van zijn vaderland
Weerstaan, de roep om hulp negeren?
We leven, brandend van verlangen,
Naar het moment van vrijheid toe,
Zoals een smoorverliefde jongen
Blijft uitzien naar een rendez-vous.
Zolang ons hart aan eer en vrijheid
En idealen is verpand,
Zal onze ziel, mijn vriend, voor altijd
Een deel zijn van ons vaderland!
Eens zal ons Rusland frank en vrij
Het voorbeeld volgen van het Westen.
Dan schrijft men onze namen bij
Op de vermaledijde resten
Der absolute heerschappij.


Fernando Pessoa (1888 - 1935)


Zij kwam, glimlachend, elegant,
De voetstap ongehaast en licht,
En ik, die voel met mijn verstand,
maakte meteen 't juiste gedicht.

Ik spreek daarin niet over haar
Noch over hoe zij, volwassen kind,
De hoek omsloeg van gindse straat,
Hoek waar de eeuwigheid begint...


In het gedicht spreek ik van zee,
Beschrijf de golven en de pijn.
Herlezend zie ik een van twee:
De hoek - ofwel de waterlijn.

Miriam Van hee (Gent, 1952)


en wat met de liefde
nu er nauwelijks
nog lichamen zijn?

als een versleten muziekinstrument
zo lig ik soms
klapwiekend in de tocht

ik zoek de omtrek
van mijn adem in de vrieslucht
ik zoek een oksel
om in te slapen

William Shakespeare (1564 - 1616)


Sonnet XXX

When to the sessions of sweet silent thought
I summon up remembrance of things past,
I sigh the lack of many a thing I sought,
And with old woes new wail my dear time's waste:

Then can I drown an eye, unused to flow,
For precious friends hid in death's dateless night,
And weep afresh love's long since cancell'd woe,
And moan the expense of many a vanish'd sight:

Then can I grieve at grievances foregone,
And heavily from woe to woe tell o'er
The sad account of fore-bemoaned moan,
Which I new pay as if not paid before.

But if the while I think on thee, dear friend,
All losses are restored and sorrows end.


Sonnet XXX

Wanneer ik als schout in eigen hartsgeding
de geest het verleden voorgeleiden laat,
bedroeft mij het gemis, de ontgoocheling,
zie ik oud zeer nieuw, hoe kostbare tijd vergaat.

Het oog verdrinkt dan, dat niet vaak meer schreide,
om dierbare vrienden dood in eeuwige nacht;
verwerkte liefdesmart doet mij weer lijden,
vergankelijkheid van wat ik schoonheid dacht.

Weer ween ik om de weedom die mij wachtte,
en tel zwaarmoedig al mijn tegenspoed;
de droefenis keert weer in mijn gedachten,
weer bloedt het hart, dat eerder heeft geboet.

Maar denk ik, vriendlief, aan ons samenzijn,
dan is het verlies vergoed, verdwijnt de pijn.

Beatrijs (14e eeuw)


Van dichten comt mi cleine bate.
Die liede raden mi dat ict late
Ende minen sin niet en vertare.
Maer om die doghet van hare

5 Die moeder ende maghet es bleven,
Hebbic een scone mieracle op heven,
Die God sonder twivel toghede
Marien teren, diene soghede.
Ic wille beghinnen van ere nonnen

10 Een ghedichte. God moet mi onnen
Dat ic die poente moet wel geraken
Ende een goet ende daer af maken
Volcomelijc na der waerheide
Als mi broeder Ghijsbrecht seide,

15 Een begheven willemijn.
Hi vant in die boeke sijn;
Hi was een out ghedaghet man.
Die nonne daer ic af began,
Was hovesche ende subtijl van zeden;

20 Men vint ghene noch heden
Die haer ghelijct, ic wane,
Van zeden ende van ghedane.

Miriam Van hee (Gent, 1952)


Winter 2

langzaam glijden hier de uren
in een bestaan waarin het spreken
al bijna onmogelijk het lachen
ongehoord is het zwijgen
een ziekte

een bestaan waarin de nachten
wakend worden doorgebracht wachtend
op wat niet komt dromend van
rumoerige trottoirs en teder
geruzie onder de bruggen

langzaam sneeuwt de voortuin vol en
een vreemd samengaan van ongeloof
en verlangen houdt ons staande
als zagen wij alsmaar witte,
wegvarende schepen

Miriam Van hee
uit: 'Ingesneeuwd',
De Bezige Bij 1984.

Vittorio Alfieri (1749 – 1803)


Onmetelijker nog is mijn verdriet
dan ik je ooit zou kunnen openbaren.
Een diepe onrust is in mij gevaren,
en waar ik aarden moet, ik weet het niet.

Ontheemd slijt ik mijn trieste levensjaren,
en zoek mijn heil alleen in het verschiet;
daar waar ik niet ben, ligt het mooist gebied;
de lucht die ik niet adem is de ware.

Zelfs als ik op iets zuiver lieflijks stuit,
een bloeiend heuvelland, een bron, een weide,
put ik er sombere gedachten uit.

Jij bent niet bij me: alles wat mij kwelt
valt tot die ene kwelling te herleiden,
en wordt je door mijn tranen slechts verteld.

M. Vasalis (1909 - 1998)


De winter en mijn lief zijn heen.
Er zit een merel op het dak,
zijn keel beweegt, zijn snavel beeft
alsof hij in zichzelve sprak.
Hij luistert: uit een verre boom
klinkt als het ketsen van twee stenen
een vonkenregen van verlangen
zo luid, zo helder en zo bang.
De merel stort zich met een kreet
vol wildheid in de voorjaarsvlagen.
Ik kan het bijna niet verdragen:
mijn voorjaar en mijn lief zijn heen.

Uit vergezichten en gezichten

August Willemsen (१९३६ - २००७)



In diepe slaap

Toen ik gisteren insliep
Het was de nacht van Sint-Jan
Was er vrolijkheid en drukte
Geknal van bommetjes Bengaals vuur
Stemmen gezang en gelach
Rond de brandende vuren.

Midden in de nacht werd ik wakker
Hoorde geen stemmen meer geen gelach
Alleen ballonnen
Dreven over
In diepe stilte
Alleen het geluid van een tram
Zo nu en dan
Doorboorde de stilte
Als een tunnel.
Waar waren zij die zojuist nog
Dansten
Zongen
En lachten
Rond de brandende vuren?

- Ze sliepen allemaal
Ze lagen allen
Te slapen
In diepe slaap.

Toen ik zes jaar was
Kon ik het eind van het Sint-Jansfeest niet zien
Omdat ik in slaap viel.

Nu hoor ik de stemmen niet meer uit die tijd
Mijn oma
Mijn opa
Totônio Rodrigues
Tomásia
Rosa
Waar zijn zij allemaal?

- Ze slapen allemaal
Ze liggen allen
Te slapen
In diepe slaap.

Marina Tsvetajeva (1892 – 1941)



Goed dat u niet bezeten bent van mij,
Goed dat ik ook van u niet ben bezeten,
Dat wij op aarde blijven en dat wij
Niet wegzweven naar andere planeten.
Goed dat ik gek mag doen - losbandig, vrij,
Dat ik mijn woorden niet hoef af te meten,
En dat een aanraking van uw kledij
Geen wild, benauwend vuur in mij ontketent.

Goed dat u in mijn bijzijn ook gerust
Liefkozingen van anderen kunt krijgen,
En dat u, als een ander mí j eens kust,
Mij niet met hel en vagevuur zult dreigen.
Goed dat u steeds, bewust of onbewust,
Mijn lieve naam, o lieve, zult verzwijgen...
Dat nooit in 't godshuis, in gewijde rust
een halleluja voor ons op zal stijgen.

Ik dank u voor dat alles; ik ben blij
Dat u, zonder er zelf iets van te weten,
Zo van mij houdt: dank voor de zon die wij
Niet samen zien, de niet met u gesleten
Verstilde nacht; dat wij elkander bij
Zonsondergang en maneschijn vergeten,
Dat u niet - ach! - bezeten bent van mij,
En dat ik - ach! - van u niet ben bezeten.

Erich Fried (1921-1988)


Wat het is

Wat het is
Het is onzin
zegt het verstand

Het is wat het is
zegt de liefde

Het is ongeluk
zegt de berekening
Het is alleen maar verdriet
zegt de angst
Het is uitzichtloos
zegt het inzicht

Het is wat het is
zegt de liefde

Het is belachelijk
zegt de trots
Het is lichtzinnigheid
zegt de voorzichtigheid
Het is onmogelijk
zegt de ervaring

Het is wat het is
zegt de liefde

Anna Achmatova (1889 - 1966)


3 Laatste toast

Op mijn bestaan vol nijd en spijt,
Ons huis in stof en as,
Ons samenzijn in eenzaamheid,
Op jouw hef ik het glas,
En op die ogen, kil en dof,
Die mond, die mij verried,
En op de wereld, wreed en grof,
Op God, die ons verliet.