Liselore Gerritsen

Zeepbel

dat heel mijn doen en laten vaak een opgeblazen
zeepbel blijkt
die zo gauw je even goed kijkt
uitelkaarspat
wil niet zeggen dat ik vandaag
na weer zo'n nederlaag
geen nieuwe bellen blaas

en dat mijn angsten om mijn zeepbel heus wel
gerechtvaardigd zijn
omdat we wat ervarener
en geen kind meer zijn
zegt wel niet dat ik mij voortaan
voor mijn zeepbel schaam
maar heeft zo'n zeepbel wel een recht van bestaan?

even, heel even
gaat hij de hemel tegemoet
hij weet de richting goed 
maar als hij zelfs een zuchtje wind al niet verdraagt
en breken moet
zou je toch zeggen dat zo'n zeepbel lucht is
of er weinig toe doet

dat heel mijn doen en laten vaak een opgeblazen 
zeepbel blijkt
die zo gauw je even goed kijkt
uitelkaarspat
heeft me keer op keer ziekgemaakt
door en door miesch gemaakt
ik lijk wel gek dat ik die bellen nog blaas

even, heel even
gaan ze de hemel tegemoet
maar wie de hemel zoekt
weet dat hij minstens duizend doden sterven moet
dat blijkt
want zelfs de mooiste zeepbel die ik blies
heeft nooit de hemel bereikt

het kost denk ik je laatste adem
voor hij zo hoog stijgt


Jorge Luis Borges

De Wroeging  

Ik heb de ergste zonde begaan
Die een mens begaan kan. Ik ben niet
Gelukkig geweest. Laat de meedogenloze gletsjers
Der vergetelheid me meesleuren en verzwelgen.
Mijn ouders hebben me verwekt voor het
Hachelijke, prachtige spel van het leven,
Voor de aarde, het water, de lucht, het vuur.
Ik heb ze bedrogen. Ik ben niet gelukkig geweest.
Hun prille wens is onvervuld gebleven.
Mijn geest heeft zich toegelegd
Op de symmetrische disputen van de kunst,
Die futiliteiten vlecht. Ze hebben me moed vermaakt.
Ik ben niet moedig geweest. Nooit wijkt van mijn zijde
De schaduw van de ongelukkige ik die ik ben geweest.  


Jorge Luis Borges

ARS POETICA

De stroom bekijken, die van tijd en water,
de tijd gedenken als een andere stroom,
beseffen dat wij vlieden als die stroom,
dat een gezicht voorbijgaat als het water.

Het waken voelen als een vorm van slaap
die droomt geen droom te hebben en de dood
waarvoor ons lichaam bang is, als die dood
van iedere nacht, de zogeheten slaap.

De dag en het jaar zien als een zinnebeeld
van alle dagen en van alle jaren,
de smaad veranderen van onze jaren
in een gerucht, muziek en zinnebeeld.

De dood zien als de slaap, de avondstond
als treurig goud, zo is de poëzie,
onsterfelijk en arm. De poëzie
keert weer als dageraad en avondstond.

Somtijds bekijkt ons ’s middags een gezicht
vanuit de donkere diepte van een spiegel;
kunst hoort precies te zijn als deze spiegel:
ze onthult ons ons persoonlijke gezicht.

Odysseus huilde, zegt men, moe van wonderen,
geroerd bij het weerzien van zijn Ithaca,
zo groen en nietig. Als dat Ithaca
is kunst, van eeuwig groen en niet van wonderen.

Maar zij is ook de eindeloze stroom,
voorbijgaand, blijvend, spiegel van een zelfde
veranderlijke Heraclitus, hetzelfde
en anders, als de eindeloze stroom.


Marina Tsvetajeva

Zwart als pupillen, zwart als licht verslindende 
Ogen – ik houd van je alziende nacht!

Geef mij een stem dat ik jou mag bezingen, die 
Moeder van liederen bent, die de winden ment.


Jorge Luis Borges

Momenten

Als ik mijn leven nog eens over zou kunnen doen,
dan zou ik in een volgend leven proberen meer fouten te maken.
Ik zou niet zo perfect meer willen zijn, ik zou me meer ontspannen.
Ik zou een beetje gekker zijn dan ik geweest ben,
ik zou veel minder dingen serieus nemen.
Ik zou niet zo gezond leven, ik zou meer riskeren, meer reizen,
zonsondergangen bekijken, meer bergen beklimmen,
vaker in een rivier gaan zwemmen.
Ik was één van die slimme mensen,
die elke minuut van hun leven vruchtbaar doorbrachten;
natuurlijk kende ik ook momenten van vreugde,
maar als ik nog een keer opnieuw zou kunnen beginnen,
dan zou ik proberen alleen nog meer goede momenten te beleven.
Mocht je het nog niet weten, daaruit bestaat namelijk het leven;
slechts uit momenten; vergeet het huidige niet.
Als ik mijn leven nog eens over zou kunnen doen, zou ik vanaf het begin van de lente,
tot laat in de herfst, op blote voeten lopen.
En ik zou meer met kinderen spelen, als ik het leven nog voor me zou hebben.
Maar ziet u ... ik ben 85 jaar oud en ik weet dat ik weldra zal sterven.



Jotie T'Hooft

Een stille ontmoeting

Even kwam ik je tegen,
het was al laat in de avond
en ik liep weer in de regen.
Je was snel voorbij.

Maar het was al genoeg,
het maakte me al blij.





Paul Eluard

I cannot be known
Better than you know me

Your eyes in which we sleep
We together
Have made for my man's gleam
A better fate than for the common nights

Your eyes in which I travel
Have given to signs along the roads
A meaning alien to the earth

In your eyes who reveal to us
Our endless solitude

Are no longer what they thought themselves to be

You cannot be known
Better than I know you. 
Niemand kan me beter kennen
Dan dat jij mij kent

Jouw ogen waarin wij samen
Sliepen Hebben van mijn mensenlicht iets
Gemaakt dat de nachten van de wereld overtreft

Jouw ogen waarin ik op reis ben
Gaven aan de gebaren van de wegen
Een doel aan de wereld voorbij

In jouw ogen zijn zij die ons herinneren
Aan onze oneindige eenzaamheid
Niet wat zij denken te zijn

Niemand kan je beter kennen
Dan ik je ken.


Mario Benedetti

Wat je kent
is zo weinig 
wat je kent 
van mij 
wat je kent zijn 
mijn wolken 
mijn stiltes 
mijn gebaren 
wat je kent 
is het trieste 
van mijn huis vanbuiten gezien 
zijn de luiken van mijn verdriet 
de deurklopper van mijn verdriet. 

Maar je weet 
niets 
hoogstens 
denk je soms 
het is zo weinig 
wat ik ken 
van jou 
wat ik ken 
dus je wolken 
of je stiltes 
of je gebaren 
wat ik ken 
is het trieste 
van je huis vanbuiten gezien 
zijn de luiken van je verdriet
de deurklopper van je verdriet. 
Maar je klopt niet aan. 
Maar ik klop niet aan. 



Komitas Vardapet

As a fortune

Everyday
Take a lantern
Keep it bright
As the light source
Of your mind
Again and again,
Take the inexhaustible fire
As the hopeful cord
Of your heart.



Vladislaw Chodasevitsj

Het is een vreugde en een last
Een afgetakeld lijf te dragen.
Wat vroeger wild en bloeiend was
Is nu vermoeid en aangeslagen.

Het bloed gaat in een trage stroom,
De moegeworden schouders zakken.
Zo nijgt een volle appelboom
Onder gewicht van eigen takken.

Gij jongelieden hebt geen weet
Van tederheid en smart die maken
Dat bomen met hun bladerkleed
Eens nog de aarde willen raken.


Hilde Domin

Op wolkenborgtocht
Voor Sabka

Ik heb heimwee naar een land 
waar ik nooit was,
waar alle bomen en bloemen 
mij kennen, 
waar ik nooit heen ga, 
maar waar de wolken 
zich mij precies herinneren, 
een vreemde die in geen thuis
kan uithuilen.

Ik reis 
naar eilanden zonder haven, 
ik werp de sleutels in zee 
meteen bij het vertrek.
Ik kom nergens aan.
Mijn zeil is als een spinnenweb in de wind, 
maar het scheurt niet.

En aan de andere kant van de horizon, 
waar de grote vogels 
aan het einde van hun vlucht 
hun vleugels in de zon drogen, 
ligt een werelddeel 
waar ze mij moeten opnemen 
zonder pas, 
op wolkenborgtocht.


Rainer Maria Rilke

Archaïsche torso van Apollo

Wij zagen nooit zijn ongekend gezicht,
De oogappels die daarin rijpten. Maar
Zijn torso gloeit nog als een kandelaar,
waarin zijn blik, met een getemperd licht,

nog glanzen blijft. Anders zou jou de boeg
der borstkas niet verblinden, en in ‘t zacht
draaien der lendenen was niet die lach
naar ‘t midden toe dat het geslachtsdeel droeg

Anders stond deze steen geknot, beschadigd,
in zijn doorschijnende schoudercascade,
en zou niet glinsteren als roofdierhuid,

en zou niet als een ster losbreken uit
zijn vorm: geen plek aan hem die jou niet ziet.
Zo doorgaan met je leven kun je niet.



Hilde Domin

Voorbijtrekkend landschap 

Men zou moeten kunnen weggaan
en toch zijn als een boom:
alsof de wortel in de grond bleef
alsof het landschap voorbijtrok en wij vast stonden.
Men moet de adem inhouden,
tot de wind afneemt
en de vreemde lucht om ons heen begint te draaien,
tot het spel van licht en schaduw,
van groen en blauw,
de oude patronen toont
en wij thuis zijn,
waar het ook zij,
en kunnen gaan zitten en leunen,
alsof het tegen het graf 
van onze moeder was.


Roberto Juarroz


Uit verwondering werden wij geboren,
aan andere verwondering gaan wij dood.
Leven is verwondering verliezen.
Tenzij geboren worden en doodgaan
zou zijn doodgaan en geboren worden.
Leven zou dan een andere verwondering zijn:
de derde.
De meest ondraaglijke.

Jan Eijkelboom


Tuin Dordrechts museum
Als ik gestorven ben
zal in de tuin van dit museum
boven het warrig bladerengedruis
een merel net zo helder zingen
op net zo'n late voorjaarsdag

En ik, ik zal er niet meer zijn
om door dit zingen te vergeten
dat ik moet sterven mettertijd.
Maar aan de andre kant zal ik
-je weet maar nooit-
veel langer leven dan die vogel
En als ik dan toch onder de zoden lig
dan zal mijn zoon nog eens
een merel net zo horen klinken
op net zo'n late voorjaarsdag.
En hij zal weten wie ik was
en ach, een vogel weet van niets.
Maar aan de andre kant alweer:
als merels aan hun vaders konden denken
wellicht dat ze dan krasten als een raaf.



Hanny Michaelis

Hoe dikwijls heb ik willen weggaan
vroeg in de grijze zomermorgen
wanneer de huizen in de stad
over hun slapende bewoners waken
als versteende moederdieren.

Hoe dikwijls stond ik op het punt
weg te sluipen in de ochtend,
onopgemerkt, naakt als ik kwam,
door lege, sprakeloze straten
vluchtend naar de rand der stad,
om door het natte gras, langs blinkend water
het Oosten tegemoet te gaan.

Wat ik lichtvaardig heb gewild,
heb ik lichtvaardig nagelaten.
Het spel wordt ernst nu het te laat is -
te laat om weg te gaan,
te laat om het te willen,
te laat voor spijt
en eigenlijk voor alles 
te laat.


Armando

waarom zouden we wat we gedaan hebben
om vergeving vragen waarom
hebben we gedaan wat we moesten doen


we deden wat we konden om niet
te weten dat we leefden


Gerrit Achterberg

Kleine ode aan het water

Zo staat de regen als een raam
over de bloemen, mond en maan
leggen er groot en rond zich aan,
liggen er groot en rond om dicht,
o Grevelingen, waaraan ik lig;
met mijn stelten in maan en water
staan meeuwen in mijn ogenwater
gespiegeld, sta ik spiegelend in
waterramen en maanbloemen.


Gerrit Achterberg

Rath & Doodeheefver

Op het behang van Rath & Doodeheefver 
Staan de figuren die gij hebt gekend: 
Een hart, een hand, een boomtak bloesemend 
En kinderschommels die naar voren zweven.

De randen, door de ratten aangevreten,
Krullen aan de vier hoeken overend.
Oud en verschoten, in zichzelf frequent,
Raakt het motief tegen de muur vergeten.

Maar deze beelden stonden in uw ogen
En deze ogen zijn uiteen gegaan.
Hoe hoog en ver werden de schommelbogen.
Het hart kreeg alle ruimte om te slaan.
De hand wees mij de wegen naar het leven.
De wereld bloeit. De dood is opgeheven.


William Shakespeare


(Jessica) Here, catch this casket. It is worth the pains.
I am glad ’tis night, you do not look on me,
For I am much ashamed of my exchange.
But love is blind, and lovers cannot see
The pretty follies that themselves commit,
For if they could Cupid himself would blush
To see me thus transformèd to a boy.




Joop Goudsblom

Mijn beter ik en ik 
streden erop of eronder 
Mijn beter ik bezweek 
nu ben ik, goddank, zonder


Bart Moeyaert

Sterk
Ik dacht dat het niet kon: 
dat iets wat je niet ziet 
je alle dagen draagt 
en sterker maakt. 
Alsof je spieren krijgt 
van liefde.

En kijk, het klopt: 
Het hart van oma 
slaat nog altijd over 
als ze opa ziet. 
Maar nu hij oud is en te bed, 
misschien nog net de hemel haalt, 
loopt oma sinds een poosje 
krommer en vraagt ze vaker 
om mijn arm. 
Zonder hem krijgt 
ze het huis niet warm 
en zelfs de hond 
zakt zuchtend naast de luie stoel. 
Dus is het waar 
dat liefde spieren geeft 
en op den duur 
ook vuur.

Bart Moeyaert

Bekentenis

Ik mag je. 
Nee, ik mag je niet. 
Ik moet je. Dat bedoel ik.

Ik heb je lief.
Nee, dat heb ik niet.
Ik word je lief. Dat voel ik.

Ik ga met jou.
Nee, ga ik niet. 
Ik sta je bij. Beloof ik.

Ben stapel op je.
Hou je vast. 
Ik. Hou. Van. Je.

Geloof ik.



Bart Moeyaert

Nu 

Ik adem niet, ik zing. 
zelfs als ik zucht, klinkt het 
per ongeluk alsof ik 
een paar noten neurie 
die me vannacht, terwijl 
ik sliep, zijn voorgezongen. 
Het is alsof de lucht 
mijn deken is en ik 
mijn hoofd het liefst 
te rusten leg op het kussen 
van mijn longen, de plek 
waar ik mijn hartslag hoor 
in vierkwartsmaat: 
dat ik besta, dat ik besta.