Louis de Góngora y Argote (1560-1627)

Wil ik van de sterren leren
waar gij, Tijd, gebleven zijt,
blijkt dat gij met hen verglijdt
zonder met hen terug te keren.
Hoe kan ik uw loop traceren,
niemand houdt u immers bij?
Maar ach, wat verbeeld ik mij
dat gij telkens zijt vervlogen;
gij blijft, Tijd, steeds onbewogen
en slechts ik, ik ga voorbij.



Steinn Steinarr

Het Kind

Ik was een klein kind
en speelde bij het strand
Twee zwartgeklede mannen
gingen voorbij
en groetten mij:
goedendag, klein kind,
goedendag.

Ik was een klein kind
en speelde bij het strand
Twee bleekharige meisjes
gingen voorbij
en fluisterden:
ga met ons mee, jongeman,
ga met ons mee.

Ik was een klein kind
en speelde bij het strand
Twee lachende kinderen
gingen voorbij
en riepen:
goedenavond, oude man,

goedenavond.

Ida Gerhardt


Achter een woord verscholen
leeft het geheime leven.
Gij moet u daar niet begeven.

Ge zoudt er kunnen verdwalen
in grote verlatenheden,
of gentianen vertreden.
Of er was misschien een moeras.

Ik heb mij daar ééns gewaagd.
Altijd is mij bijgebleven

het hert dat ik op had gejaagd.

Judith Herzberg

Nee er is geen tweede leven nee mijnheer
ik weet het, wij moeten redelijk zijn.
Maar ik begrijp de wens van pharao's
alles wat nu is te omarmen desnoods
in steen omarmen (de schaduw
in de plooien van de kussens die
nadat de levenden zijn opgestaan
in vorm van leven bleven liggen)
ja, zou dit ook in stenen doos
dit zonnige vertrek, dit sterk
gemerkte uur - voorbij de laatste dag
mee willen slepen.

Maria Vasalis


Herfst

Nooit ben ik meer in mijn gedachten groot,
steeds zeldner denk ik dat mijn werkelijk wezen
zich tonen zal en durven te genezen
van de steeds naderende duidelijker dood.
Vandaag zag ik de hemel door het weemlend lover
verbleken tot een doodlijk zuivere helderheid.
Ik heb mezelf nog van geen ding bevrijd
en er is haast geen tijd meer voor mij over.
Er ruist een hoge ruime wind
door de recht opgerezen bomen:
aan het zwarte water is een hert gekomen,
en door het oevergras schijnt laag de zon...
Dit is het enig antwoord, dat ik vind,
dat mij bevrijden zou, zo ik t vertalen kon.

John Keats



On death

I.
Can death be sleep, when life is but a dream, 
And scenes of bliss pass as a phantom by? 
The transient pleasures as a vision seem, 
And yet we think the greatest pain's to die. 

II
How strange it is that man on earth should roam,  
And lead a life of woe, but not forsake 
His rugged path; nor dare he view alone 
His future doom which is but to awake.

J.A. Emmens

De gruwelen zijn voor het einde bewaard:
kerstmis, oudjaar, de kwijlende grijsaard,
het langzame sterven.

Sinds jij mij verliet dwaal ik doelloos rond,
pas maskers die mij niet bevallen.

Vanochtend werd ik wakker met een mond
vol ongerechtigheid:

bedelen, beweert Alberti,
is de enige kunst die niet wordt geleerd.
Ik ben er voor geboren.

Herman de Coninck












De dood heeft mij een aanzoek gedaan.
Ik werd wit van het blozen.
(Ik bloosde als witte rozen.)

Mag ik degene zijn van wie je hebt gehouden?
Ik. Er ligt een hand op, op mijn borst.
Mag ik dat voor mezelf houden,
mezelf?

Een hand, dat is waarachter ik
Glimlachte, een schoot had, me
excuseerde, stierf.
Je vroeg me om mijn hand.

‘Mag ik haar terug?’

Hans Lodeizen


De buigzaamheid van het verdriet

In een wereld van louter plezier
kwam ik haar tegen, glimlachend,
en ze zei: wat liefde is geweest
luister ernaar in de bomen
en ik knikte en we liepen nog lang
in de stille tuin.

de wereld was van louter golven
en ik zonk in haar als een lijk
naar beneden het water sloot
boven mijn hoofd en even
voelde ik een vis langs mij strijken
in de stille zee.

dag zei ik tegen haar dag kom
ik je nog eens tegen, glimlachend
maar de wind blies weg
haar gezicht in het water
en ik knikte en ik werd onzichtbaar
in het stille leven. 


Het innerlijk behang en andere gedichten, 1952

Ida Gerhardt

Langzaam opent zich het inzicht
dat een werkelijk vers iets levends
is, van stonde aan een wonder.

Langzaam opent zich het inzicht
dat het licht van binnenin is
wat die wisseling geeft van tinten.

Langzaam opent zich het inzicht
dat geen mensenkind kan weten
waar de herkomst van het vers ligt 

W.B. Yeats (1865-1939)

No second Troy

Why should I blame her that she filled my days
With misery, or that she would of late
Have taught to ignorant men most violent ways,
Or hurled the little streets upon the great,
Had they but courage equal to desire?
What could have made her peaceful with a mind
That nobleness made simple as a fire,
With beauty like a tightened bow, a kind
That is not natural in an age like this,
Being high and solitary and most stern?
Why, what could she have done, being what she is?
Was there another Troy for her to burn? 



Geen tweede Troje

Wat zou ik haar kwalijk nemen dat zij mijn dag

met ellende vervulde, of dat ze onwetenden
de laatste tijd geweld bijbracht,
of kleine straten op de grote had gesmeten
wanneer die maar de moed hadden gehad?
Wat kon haar vreedzaam hebben gemaakt
met de noblesse die haar vuur aanstak,
schoonheid als een gespannen boog, een aard
die niet natuurlijk is in een tijdperk als dit,
omdat zij hoog en eenzaam is, niet aan te randen?
Maar wat kon ze anders, zijnde wat ze is?
Was er een ander Troje dan om te verbranden?

Toon Tellegen


Een man dacht:
wanneer zal ik eens 1 minuut niet aan haar denken?
Nu?
Hij ging zitten
en dacht 1 minuut niet aan haar.
Toen stond hij op en wandelde verder, dacht verder,
steeds verder, zonder tussenpozen,
aan haar.

M. Vasalis

Ik droom steeds vaker in mijn dromen
een barre grond, groot en verlaten,
gegolfd, versteend, verwonderlijk geplooid,
met kromme, bladerloze, grote bomen,
als een van te nabij gezien en oud gelaat,
en voel mij thuis – te dicht bij huis – gekomen.
Te sterk, te naakt, te vroeg berooid.
Daar is geen rust, gewen dood, al bloeit geen blad,
al is het stil – geen vogelstemmen...
De stilte en rust zijn schijn:
het hart van een cycloon,
al klopt het niet, een niet te temmen
kracht schijnt alles bij elkaar te klemmen.
Zo is het land, waarin ik woon.

O tovenaar, o kracht, waar zijn de vogels toch gebleven,
de kleine, warme, met hun ritselende veren,
die zich van takjes stortten met een dikke keel;
de twijgjes die zich verende herstelden
van ’t licht gewicht, dat het zo sierelijk verliet?
Het waren toch zo vele
Wanneer ik sterven moet, wil ik bij kleine vogels sterven
en water horen en de oortjes van het gras
zien spitsen en de losse aarde voelen.


M. Vasalis


Alleen wat leeft en lichaam heeft,
al 't andre is doodszweet, stof en damp.
En ieder woord moest er niet zijn,
en van de god geen beeltenis.
Vanavond lag de smalle maan
licht achterover en huwde een ster,
te zinnebeeldig en te ver
omdat ik het niet aan kon raken.
Ik wil een woord, dat toovren kan
en tovert dat je bij mij bent
en me omhelst, mij, dunne maan.
Ik roep je en je komt maar niet!
Wat woorden woorden woorden toovren niet.

Bart Moeyaert


Er zijn plekken
waar ik zonder glimlach
niet meer langs kan.
Ooit is daar een grap
verteld, een kus geroofd,
iets voor het eerst gedacht.
Ter hoogte van mijn oor,
bijvoorbeeld,
heb jij me op een nacht
beloofd dat eeuwigheid
een leugen is, maar dat het
daarom tussen ons niet
minder lang gaat duren.
Meer woorden waren er
niet nodig – een mond
spreekt van zichzelf al mooi
en huid heeft een geheugen.
Jij blijft mijn hals, mijn navel,
mijn holte van mijn knie
voor altijd bij.
Zonder glimlach kan ik
aan geen plek voorbij.

Antjie Krog


Soveel kere sien ek jou op vreemde reise gaan
Soveel kere bly ek op my verlate oprit staan
Ek sluit die voordeur vinnig teen 'n wit albaster maan
en vou my arms rondom my -
my oë smeul jou naam

Soveel jare bly ek reeds my hart alleen bewoon
deur dae wat verkleur van blou tot oker silikoon
Wolke in die winterson bly voortvou aan 'n droom -
teen die draad vurk bome
hulle roerlose patroon

Saans in koue strate dwaal ek doelloos in my jas
Ek sien verlate winkels, 'n pop wat liglangs tas
Papiere waai verkreukel; met ek wat nêrens pas
Dit bloei daar waar ons eens
aan mekaar so vas was

Soveel kere sien ek jou gestalte in my deur
Soveel kere voel ek hoe vreemd is alles weer
Dan is jy skielik by my en ek het geen verweer
hoe ruik jou trui, hoe geur jou stem -
die kilheid word besweer

Soveel kere sien ek jou op vreemde reise gaan
Soveel kere bly ek op my verlate oprit staan
Wolke teen die winterson bly voortvou aan 'n droom -
teen die draad vurk bome

Fons Jansen


Hoe lang nog gaat het duren
Dit hinken op gedachten
Tussen zijn en verwachten

Ik kan mijn geluk niet op
Ik kan mijn verdriet niet verstouwen

Wat ik wil is te mooi om waar te zijn
Wat ik zie is te waar om mooi te zijn

Wat ik voel is te groot voor woorden
Toch kan ik er niet over zwijgen

Woorden struikelen vlak voor het noemen
En mijn daden? Te gek om los te lopen

Uit angst doe ik precies wat mij bang maakt
Mijn zoeken naar rust maakt me onrustig

Mijn schuld is dieper dan mijn opzet
En mijn liefde is te klein voor de lust

Ik ben net teveel voor alleen
En net te weinig voor samen

Zo kom ik niet tot mijn plicht
Zo kom ik niet tot mijn recht

En het blijft behelpen
Voor jou...

Rudy Kousbroek


O zeg ons toch, eerwaarde raaf,
Waart gij uw hele leven braaf?

Het antwoord luidde, kort en bondig:
Ik was mijn hele leven zondig.

Bedreef U, mag ik dat ook vragen,
Dat zondigen met welbehagen?

Ja, zondigen was mij een lust,
Ik weet niet waar dat op berust;

Ik zondigde met overgave,
Alleen en met de andere raven.

Maar nu is dat sinds lang vergeten,
De wereld heeft het nooit geweten.

Ik luister, liggend op mijn knieën,
Naar stichtelijke melodieën;

Maar dit wil ik nog wel verkondigen:
Begin zo jong je kunt met zondigen.

Miriam van hee


MAANDAG

iemand kan honderd keer
het raam opendoen en weer sluiten
koffie zetten, de post ophalen
boodschappen doen
en zich niet thuis voelen

het gaat er niet om
hoe vaak iemand aan tafel
gaat zitten en een gedicht
probeert te schrijven over zichzelf
als over een ander die
onschuldig is

iemand kan falen
en het daarbij laten

Ellen Warmond


BERICHT

Een middag smelt als sneeuw
een avond valt als regen
hier is de weersverwachting voor de nacht:
toenemende warmte in de nanacht
kans op hevige stormen
waarschuwing voor weerzin in de morgen
overtrekkende zorgen
hier volgt een extra melding voor de mensen:
er is maar één ding beter dan een mens
een ander mens.