Hendrik Marsman

Phoenix

Vlam in mij, laai weer op;
hart in mij, heb geduld,
verdubbel het vertrouwen
vogel in mij, laat zich opnieuw ontvouwen
de vleugelen, de nu nog moede en grauwe;
o, wiek nu op uit de verbrande takken
en laat den moed en uw vaart niet zakken;
het nest is goed, maar het heelal is ruimer


H. Marsman

Lex barbarorum

Geef mij een mes.
ik wil deze zwarte zieke plek
uit mijn lichaam wegsnijden.
   
ik heb mij langzaam recht overeind gezet.
   
ik heb gehoord, dat ik heb gezegd
in een huiverend, donker beven:
ik erken maar éen wet:
léven.
   
allen, die wegkwijnen aan een verdriet
verraden het en dat wìl ik niet.


Primo Levi

De overlever

                       Voor B.V.
                       Since then, at an uncertain hour

Sindsdien, op een onvoorspelbaar uur,
Komt deze smart weer, 
En als hij niet iemand vindt die hem hoort
Voelt hij het hart in zijn borst branden.
Hij ziet de gezichten weer van zijn gezellen
Grauw in het ochtendlicht,
Grijs van het cementstof,
Wazig door de mist, 
Gekleurd door de dood in hun onrustig slaap:
’s Nachts bewegen de kaken
Onder de zware last van hun dromen
Kauwend op een niet bestaande raap.
‘Terug, weg van hier, verdronken mensen,
Ga. Ik heb niemands plaats ingenomen,
Ik heb niemands brood ingepikt,
Niemand is dood in mijn plaats. Niemand.
Ga terug naar jullie nevelige wereld.
Het is niet mijn schuld dat ik leef en adem
En eet en drink en slaap en kleren draag.’


Jorge Luis Borges

Het geschrevene dat diegenen nalieten
Op wie jouw angst zich beroept kan je niet redden;
je bent de anderen niet en je weet je thans
Centrum van het labyrint dat jouw stappen
Vlochten.  Niet de doodsstrijd van Jezus 
Noch die van Socrates, noch de sterke gouden
Siddharta die bij het doven van de dag
De dood in een tuin aanvaardde zal je redden. 
Stof is ook het woord geschreven door 
Jouw hand of uitgesproken door jouw mond. 
De Hades kent geen mededogen
En de nacht van God is eindeloos.
Je bent gemaakt van tijd, de onophoudelijke

Tijd. Je bent ieder afzonderlijk moment.


K.P Kaváfis

Laat niemand uit wat ik deed en zei
proberen af te leiden wie ik was.
Er was een belemmering, die vervormde
de daden en de wijze van mijn leven.
Er was een belemmering, die weerhield mij
vele keren als ik wou gaan spreken.
Mijn meest onopgemerkte daden,
en mijn meest verhulde geschriften -
daaruit alleen zal men mij begrijpen.
Maar misschien is het niet zoveel moeite,
zoveel inspanning waard om mij te kenen.
Later - in een volmaakter samenleving -
zal stellig iemand anders, zoals ik geschapen, 
verschijnen en handelen in vrijheid.


Nikolaj Goemiljov

Is dit het leven? Zingen, springen,
Zeeën en steden, wildernis,
Opflitsende weerspiegelingen
Van wat voorgoed verloren is. 

Trompetten schallen, vlammen razen,
Roodbruine paarden stormen aan,
En lippen spreken vol verbazen
Over geluk dat heeft bestaan. 

En dan zijn daar weer vreugd en tranen, 
En alles blijft zoals het is,
Weer schudt de zee haar grijze manen,
Herrijzen steden, wildernis. 

Zal ik aan deze slaap ontkomen,
Zal ik weer worden die ik was?
Een jongetje, verdiept in dromen,
Des avonds bij een stille plas.

Rutger Kopland

Zoals de pagina's van een krant 
in het gras langzaam om 
slaan in de wind, en het is de wind 
niet die dit doet,

zoals wanneer een deken in de avond,
buiten, ligt alsof hij ligt
te slapen, en het is de deken
niet, zo
niets is het, niets dan de verdrietige
beweging van een hand, de weerloze
houding van een lichaam,
en er is geen hand, er is
geen lichaam, terwijl ik toch
zo dichtbij ben.

Louis de Góngora y Argote (1560-1627)

Wil ik van de sterren leren
waar gij, Tijd, gebleven zijt,
blijkt dat gij met hen verglijdt
zonder met hen terug te keren.
Hoe kan ik uw loop traceren,
niemand houdt u immers bij?
Maar ach, wat verbeeld ik mij
dat gij telkens zijt vervlogen;
gij blijft, Tijd, steeds onbewogen
en slechts ik, ik ga voorbij.



Steinn Steinarr

Het Kind

Ik was een klein kind
en speelde bij het strand
Twee zwartgeklede mannen
gingen voorbij
en groetten mij:
goedendag, klein kind,
goedendag.

Ik was een klein kind
en speelde bij het strand
Twee bleekharige meisjes
gingen voorbij
en fluisterden:
ga met ons mee, jongeman,
ga met ons mee.

Ik was een klein kind
en speelde bij het strand
Twee lachende kinderen
gingen voorbij
en riepen:
goedenavond, oude man,

goedenavond.

Ida Gerhardt


Achter een woord verscholen
leeft het geheime leven.
Gij moet u daar niet begeven.

Ge zoudt er kunnen verdwalen
in grote verlatenheden,
of gentianen vertreden.
Of er was misschien een moeras.

Ik heb mij daar ééns gewaagd.
Altijd is mij bijgebleven

het hert dat ik op had gejaagd.

Judith Herzberg

Nee er is geen tweede leven nee mijnheer
ik weet het, wij moeten redelijk zijn.
Maar ik begrijp de wens van pharao's
alles wat nu is te omarmen desnoods
in steen omarmen (de schaduw
in de plooien van de kussens die
nadat de levenden zijn opgestaan
in vorm van leven bleven liggen)
ja, zou dit ook in stenen doos
dit zonnige vertrek, dit sterk
gemerkte uur - voorbij de laatste dag
mee willen slepen.

Maria Vasalis


Herfst

Nooit ben ik meer in mijn gedachten groot,
steeds zeldner denk ik dat mijn werkelijk wezen
zich tonen zal en durven te genezen
van de steeds naderende duidelijker dood.
Vandaag zag ik de hemel door het weemlend lover
verbleken tot een doodlijk zuivere helderheid.
Ik heb mezelf nog van geen ding bevrijd
en er is haast geen tijd meer voor mij over.
Er ruist een hoge ruime wind
door de recht opgerezen bomen:
aan het zwarte water is een hert gekomen,
en door het oevergras schijnt laag de zon...
Dit is het enig antwoord, dat ik vind,
dat mij bevrijden zou, zo ik t vertalen kon.

John Keats



On death

I.
Can death be sleep, when life is but a dream, 
And scenes of bliss pass as a phantom by? 
The transient pleasures as a vision seem, 
And yet we think the greatest pain's to die. 

II
How strange it is that man on earth should roam,  
And lead a life of woe, but not forsake 
His rugged path; nor dare he view alone 
His future doom which is but to awake.

J.A. Emmens

De gruwelen zijn voor het einde bewaard:
kerstmis, oudjaar, de kwijlende grijsaard,
het langzame sterven.

Sinds jij mij verliet dwaal ik doelloos rond,
pas maskers die mij niet bevallen.

Vanochtend werd ik wakker met een mond
vol ongerechtigheid:

bedelen, beweert Alberti,
is de enige kunst die niet wordt geleerd.
Ik ben er voor geboren.

Herman de Coninck












De dood heeft mij een aanzoek gedaan.
Ik werd wit van het blozen.
(Ik bloosde als witte rozen.)

Mag ik degene zijn van wie je hebt gehouden?
Ik. Er ligt een hand op, op mijn borst.
Mag ik dat voor mezelf houden,
mezelf?

Een hand, dat is waarachter ik
Glimlachte, een schoot had, me
excuseerde, stierf.
Je vroeg me om mijn hand.

‘Mag ik haar terug?’

Hans Lodeizen


De buigzaamheid van het verdriet

In een wereld van louter plezier
kwam ik haar tegen, glimlachend,
en ze zei: wat liefde is geweest
luister ernaar in de bomen
en ik knikte en we liepen nog lang
in de stille tuin.

de wereld was van louter golven
en ik zonk in haar als een lijk
naar beneden het water sloot
boven mijn hoofd en even
voelde ik een vis langs mij strijken
in de stille zee.

dag zei ik tegen haar dag kom
ik je nog eens tegen, glimlachend
maar de wind blies weg
haar gezicht in het water
en ik knikte en ik werd onzichtbaar
in het stille leven. 


Het innerlijk behang en andere gedichten, 1952

Ida Gerhardt

Langzaam opent zich het inzicht
dat een werkelijk vers iets levends
is, van stonde aan een wonder.

Langzaam opent zich het inzicht
dat het licht van binnenin is
wat die wisseling geeft van tinten.

Langzaam opent zich het inzicht
dat geen mensenkind kan weten
waar de herkomst van het vers ligt 

W.B. Yeats (1865-1939)

No second Troy

Why should I blame her that she filled my days
With misery, or that she would of late
Have taught to ignorant men most violent ways,
Or hurled the little streets upon the great,
Had they but courage equal to desire?
What could have made her peaceful with a mind
That nobleness made simple as a fire,
With beauty like a tightened bow, a kind
That is not natural in an age like this,
Being high and solitary and most stern?
Why, what could she have done, being what she is?
Was there another Troy for her to burn? 



Geen tweede Troje

Wat zou ik haar kwalijk nemen dat zij mijn dag

met ellende vervulde, of dat ze onwetenden
de laatste tijd geweld bijbracht,
of kleine straten op de grote had gesmeten
wanneer die maar de moed hadden gehad?
Wat kon haar vreedzaam hebben gemaakt
met de noblesse die haar vuur aanstak,
schoonheid als een gespannen boog, een aard
die niet natuurlijk is in een tijdperk als dit,
omdat zij hoog en eenzaam is, niet aan te randen?
Maar wat kon ze anders, zijnde wat ze is?
Was er een ander Troje dan om te verbranden?

Toon Tellegen


Een man dacht:
wanneer zal ik eens 1 minuut niet aan haar denken?
Nu?
Hij ging zitten
en dacht 1 minuut niet aan haar.
Toen stond hij op en wandelde verder, dacht verder,
steeds verder, zonder tussenpozen,
aan haar.

M. Vasalis

Ik droom steeds vaker in mijn dromen
een barre grond, groot en verlaten,
gegolfd, versteend, verwonderlijk geplooid,
met kromme, bladerloze, grote bomen,
als een van te nabij gezien en oud gelaat,
en voel mij thuis – te dicht bij huis – gekomen.
Te sterk, te naakt, te vroeg berooid.
Daar is geen rust, gewen dood, al bloeit geen blad,
al is het stil – geen vogelstemmen...
De stilte en rust zijn schijn:
het hart van een cycloon,
al klopt het niet, een niet te temmen
kracht schijnt alles bij elkaar te klemmen.
Zo is het land, waarin ik woon.

O tovenaar, o kracht, waar zijn de vogels toch gebleven,
de kleine, warme, met hun ritselende veren,
die zich van takjes stortten met een dikke keel;
de twijgjes die zich verende herstelden
van ’t licht gewicht, dat het zo sierelijk verliet?
Het waren toch zo vele
Wanneer ik sterven moet, wil ik bij kleine vogels sterven
en water horen en de oortjes van het gras
zien spitsen en de losse aarde voelen.