Anne Sexton


Klaaglied

Iemand is dood.
Zelfs de bomen weten het,
Die arme oude dansers die wellustig opschieten,
Met hun grauwgroene sjaals en stekelige stammen.
Ik denk...
Ik denk dat ik het had kunnen tegengaan,
Als ik kordaat als een ziekenzuster was geweest
Of de nek van de chauffeur had opgemerkt
Toen hij de lichten in de stad negeerde;
Of later op de avond,
Als ik een doekje voor mijn mond had gebonden.
Ik denk dat het had gekund...
Als ik anders was geweest, of wijs, of kalm,
Ik denk dat ik de tafel had kunnen betoveren,
Het besmeurde bord of de hand van de gever.
Maar het is gebeurd.
Het is allemaal voorbij.
Er bestaat geen twijfel over de bomen
Die hun dunne voeten in het droge gras spreiden.
Een canadese gans vliegt op,
Opengespreid als een grijs suede overhemd,
Snaterend met haar neus in de maartse wind.
Bij de ingang ligt een kat rustig te ademen
In haar waterig blauwe vacht.
Het avondeten is op en de zon
Die niets anders gewoon is
Gaat helemaal onder.