Aleidis Dierick

Wie nooit alleen reed urenlang 
door duisternis en mist in januari 
met in haar nek de ringslang angst 
zag nooit het woord genade. 

Een witte boom. Een dier van dons. 
Een kilometerpaal met cijfers. 
Wegwijzers. Bijna grijpbaar soms 
een versregel. De glans van vijvers. 

Het plein van dit vergeten dorp 
door tuig van Rome ingenomen. 
Een legerkamp. Een vesting op de rots. 
Winter. Niemand wil hier wonen.