Aleksandr S. Poesjkin (1799-1837)

Aan Tsjaadajev

Zo jong al niet meer in de ban
Van roem en liefde, hoop en vreugde.
Als sneeuw, als nevel voor de zon
Verdwenen jeugdige geneugten.
Toch woedt in ons gemoed een brand.
Wie kan, waar kroon en knoet regeren,
De noodkreet van zijn vaderland
Weerstaan, de roep om hulp negeren?
We leven, brandend van verlangen,
Naar het moment van vrijheid toe,
Zoals een smoorverliefde jongen
Blijft uitzien naar een rendez-vous.
Zolang ons hart aan eer en vrijheid
En idealen is verpand,
Zal onze ziel, mijn vriend, voor altijd
Een deel zijn van ons vaderland!
Eens zal ons Rusland frank en vrij
Het voorbeeld volgen van het Westen.
Dan schrijft men onze namen bij
Op de vermaledijde resten
Der absolute heerschappij.