Gerrit Achterberg (1905-1962)

Een lichaam, blind van slaap.
Staat in mijn armen op.
Ik voel hoe zwaar het gaat.
Dodenpop.
Ik ben een eeuwigheid te laat.
Waar is je hartenklop?

De dikke nacht houdt ons bijeen
en maakt ons met elkaar compact.
'Om Godswil laat me niet los,
mijn benen zijn geknakt',
fluister je aan mijn borst.

Het is of ik de aarde tors.
En langzaam kruipt de mos
over ons standbeeld heen.