Osip Mandelstam (1891-1938)

Wind strijkt door mijn schaarse haren, 
Nu nog biechten heeft geen pas,
Hakken slijten met de jaren -
Zo deed tijd met wat ik was.

't Leven komt zichzelf te boven,
Klank verliest zijn helderheid,
Iets ontbreek onafgebroken,
Voor herinneren geen tijd.

Neergang kun je niet ontkomen,
En ik merk het keer op keer,
Hoe jij vroeger placht te stromen,
Bloed, zo stroom je nu niet meer.

Het bewegen van mijn lippen
Is dus niets voor niets geweest,
Niet in staat de bijl te ontglippen,
Viert een boomtop moedig feest.