Michaël Vandebril


DURAN ADAM

stilstaan is niet achteruitgaan
het is standhouden
ik ben gewoon iemand
als ze me weghalen

zal iemand anders mijn plaats
innemen sta op en
schrijf woorden van een dichter
op je voorhoofd: blake

whitman pasolini vinkenoog
of van vliet: het wordt tijd
dat wij orde op zaken stellen
woede verzamelen

druk ons de kop in en we
schieten dieper wortel
u wil zo graag dat we zwijgen
wel we zwijgen

als vermoord wij zijn de muur
waar u tegen loopt
ik herken de wapens
en laat ze liggen dit is ons leven

en dit is de tijd die we veil hebben
voor onze vrijheid
het spijt me u te moeten storen
maar mijn wereld brandt


Maarten van Roozendaal


De zee ligt braaf te wachten
De wind leest een krant
De zon speelt over de duinen
Met de rimpels in het zand

Alsof er niets is gebeurd

Rita hangt de was op
Joost bouwt een schuur
De hond blaft uit gewoonte
Naar zijn schaduw op de muur

Alsof er niets is gebeurd

Het pad loopt naar het dorp toe
De weg loopt naar de stad
Sproeiers in de tuinen
Maken soms het asfalt nat

Alsof er niets is gebeurd

Zwaaien de bomen naar de hemel
En het gras naar het balkon
Blazen pijpen in de verte
Wolken naar de zon
Daar zal men toeteren op de grachten
Daar zal men lachen in het cafe
Daar neemt een jongen op een bakfiets
Oude wasmachines mee

Alsof er niets is gebeurd

Schrijft de dichter een gedicht
Voor de vriendin die hij niet heeft
Loopt een zakenman te pochen
Over wat hij aan de armen geeft
Vertelt de kapelaan een lege kerk
God is het begin
Een huisarts schenkt zichzelf alvast
Een graanjenever in

Alsof er niets is gebeurd

Vallen de grachten door de sluizen
En wie valt doet niet meer mee
De rivier draagt als dommekracht
Het water naar de zee

En die zee blijft rustig wachten
De wind verplaatst een krant
De zon speelt over de duinen
Met de rimpels in het zand

Alsof er niets is gebeurd


Hagar Peeters


Zoals een Romeins leger na een nederlaag
de terugtocht aanvaardde
zo is na elk verlies een terugtocht mogelijk.
Aanvaard die.

Aanvaard niet het verlies
maar de terugtocht die er op volgt
tot in de eigen verschansing
het harnas van het lichaam

tot waar je was
voor het verlorene volgde
en kies iets anders.

Een weg naar Rome.


J.C. Bloem (1887 - 1966)

Jeugd - die tegen dood niet baat,
Liefde - en 't wereldoud verraad,
Leven - dat niet leven laat.

Maar na 't bittere gericht
als de laatste ellende zwicht
't Onvergankelijke gedicht.

Schaduwen zijn 't nu en 't hier
Shed no tear - oh shed no tear!
The flower will bloom another year.

Ingmar Heytze


Vechten tegen de tranen
Vechten tegen de slaap
Vechten tegen de dood
Waarom zou je vechten tegen iets
waar je toch niet van wilt winnen?


Luis Carrillo y Sotomayor (1583/85-1610)


O hoe lichtzinnig je altijd weer vlucht, 
o hoe je mij verlaat, frivole tijd! 
Despoot die liefde en leven mij bestrijdt, 
o hoe ik je verwaten wurging ducht!

Wilde ik je grijpen, je ging op in lucht,
ik ging je na, je lachte om mijn spijt.
Hoe ik ook zocht, hoe meer was ik je kwijt:
ik zocht en bracht je zoek, ontzind gerucht!

Ik ken je hoon, na diepvernederd knielen:
je maait, en ik zal bij het afval mogen
in wrang geloochende ontgoocheling! 

Blind, tot de schellen van mijn ogen vielen,
werd mijn pijn Alziend, en mijn lede ogen
zien hoe je verder vlucht en mij ontging. 


Francisco de Quevedo (1580 - 1645)


Hoe glijd je zacht uit mijn handen vandaag,
mijn tijd van leven, door niets te weerhouden!
Hoe stil van stap nader je, doodse koude -
sluipvoetend maak je alles ongedaan.

Woest grijp je zwakke lemen schansen aan
waar uitgelaten jeugd nog op vertrouwde. 
En wat mijn hart als laatste dag beschouwde
was aanvlucht, maar het zag geen wieken slaan.

O stedelijke staat, loodzware last:
morgen te willen is niet mogelijk
zonder te zien dat ik mijn dood gelast.

In' s mensen leven stelt elk ogenblik
met nieuwe slag de harde feiten vast:
hoe broos, hoe voos, en hoe onogelijk.


Elisabeth Eybers (1915 - 2007)


Die ontmoeting

Ek wou al wat ek het vir jou bewaar:
die jonkheid van my lyf, ’n hart wat bly
en sterk is en gelate om te ly,
en oë wat weifelloos en helder staar.

Deur al die jare was ek wys en vroom
in stil afwagting, en jy was nie ver,
want bo ons hoofde was dieselfde steren in ons harte was dieselfde droom.

Ek het alreeds die gretigheid geweet
van jou gelaat, en dikwels het ek jou stem
gehoor met ligte aarseling en klem …

Toe was dit dat opeens die sagte kreet
van welkom klankloos bly: met ’n gebaar
van vae ontsteltenis staan ons voor mekaar.


Kathleen Norris


Wake up,
you’ll need your wits about you.
This is not a dream,
but a woman who loves you, speaking.

She was there
when you cried out;
she brushed the terror away.
She knew
when it was time to sin.
You were wise
to let her handle it,
and leave that place.

We couldn’t speak at first
for the bitter knowledge,
the sweet taste of memory
on our tongues.

Listen, it’s time.
You were chosen too,
to put the world together.



Pablo Neruda (1904-1973)

Love, love, the clouds to the tower of the sky
climbed like triumphant washerwomen
And everything glowed in blue, all was a star:
The sea, the boat, the day were exiled together.


Come and sea the cherries of the water in constellation,
And the round kea of the fast universe.
Come and touch the fire of the instantaneous blue
Come before its petals are consumed.


There is no water but light, quantities, cluster,
Space opened by the virtues of the wind
Until liberating the last secrets of the foam. 


And between so many blues- heavenly, submerged
Our eyes are lost, divining with difficulty
The powers of the air, the keys under the sea.



Andrew Marvell (1621-1678)


Let us roll all our strength, and all
Our sweetness, up into one ball:
And tear our pleasures with rough strife,
Thorough the iron gates of life.
Thus, though we cannot make our sun
Stand still, yet we will make him run.



Andy Fierens

Non zonder god

Op een bank, in het park, bij de vijver 
zit een non zonder god
Ze kijkt naar de eenzame beflijster
die weer staart naar mij

Ik ben ik, ik ben ik, ben ik, ben ik,
Dat wil zeggen, mossel noch worst
Ik ben een hond die ruikt aan elke rok
op zoek naar een aha erlebnis

Niemand die mij vraagt
gaan we straks naakt joggen,
ze hebben rukwinden voorspeld
en ook ik zeg tegen niemand in het bijzonder

als ik jou niet had schat, 
dan had ik iemand anders
Nee, echt, dit is de mooiste lente in jaren 







Omar Khayyam (1048–1131)


Veel kostbaar bloed heeft ‘s werelds loop gestort
en menig bloem is onverhoopt verdord;
verhef u niet op jongzijn en op glans,
de knop valt af, eer zij geopend wordt.


Wij gaan en komen en de winst is waar?
en weven draden en het kleed is waar?
In ‘s hemels welving zijn tot stof verbrand
vele weldenkenden; hun rook is waar?


De wereld gaat en gaat, als lang na dezen
mijn roem verging, mijn kennis hooggeprezen.
Wij werden vóór ons komen niet gemist,
na ons vertrek zal het niet anders wezen.




vertaling: J.H. Leopold 

Hanny Michaelis (1922-2007)

Het morgenraam schuift blauw en blinkend
rechthoekig door mijn dromen heen.
Splinters geluid doorboren mij
en blijven steken in mijn hoofd.
De klok slaat waarschuwend alarm
en dreigend rolt de kamer op mij aan.
Terwijl ik wankel op het slappe koord
waarlangs de slaap geschrokken vlucht,
vangen je armen mij beschermend op
en in hun warmte raak ik met de dag verzoend.
Maar ergens blijft het heimwee hangen
- als een verraad - naar het eenzelvige gebied
waaruit de morgen mij verstoten heeft
en waarheen jij me niet kunt vergezellen.


Hanny Michaelis (1922-2007)


Er groeit in mij een boom van grijs verdriet,
bloeiend met parelmoeren bloesems.
Geen vogel heeft er ooit zijn nest gebouwd,
geen dier komt rusten in zijn schaduw.
Mijn boom is stil.

Alleen de bloesems
laten hun tak geruisloos los
om traag, onmerkbaar neer te dalen:
een meer van onvergoten tranen
waarin mijn boom weerspiegeld staat,
eenzaam onder een bleke hemel.


Rabindranath Tagore (1861-1941)


Als je eigen mensen je verlaten
en je hoop dood in het stof ligt, zonder vrucht,
geef er niet om …
En blijf niet aarzelend staan op 't donkere pad;
probeer je lampje aan te steken, keer op keer.
Maar zelfs al wil de lamp niet branden,
geef er niet om! …
En als de beesten in de wildernis wèl luisteren.
terwijl de harten in je eigen huis hard zijn als steen,
geef er niet om! …
Keer niet wanhopig om, als je de deur gegrendeld vindt,
Als zij niet opengaat, al klop je keer op keer,
geef er niet om!


Patricia de Martelaere (1957-2009)

Zo dichtbij niets, zo zonder
Onderkomen, zo zonderling.
Zo draai ik mij om en om en
Zie en zie wat niemand ziet.
Het begint met nergens, en eindigt
Op niets. Koud. Koud. Warmer.

Alleen wie weg is, is gezien .
Hoe kun je zo zijn, zegt hij.
Niet, zeg ik. Niet.



Jean Pierre Rawie


Je maakt het mensen toch niet naar de zin, 
en streeft dat ook niet langer na. Niet langer
is wat je schrijft gericht op een ontvanger.
Je bent je eigen einde en begin,

en leeft en sterft alleen. Geen dubbelganger
neemt straks je plaats wanneer je doodgaat in;
geen keer op keer verloren hartsvriendin
ging van iets anders dan gedichten zwanger.

Veel lijkt mislukt te zijn, maar toch, jij bent
degeen die eens zelfs in het meest banale
de waardigheid en zin heeft onderkend,

en alles in het eerste licht zag stralen.
En heel je leven zoek je dat moment
nog eenmaal zo volmaakt te achterhalen.


Patty Scholten


De dood
 
Die lompe gast zal jou niet overslaan.
Nooit belt hij op en vraagt: "Kom ik gelegen?"
Hij komt te vroeg, te laat, zijn zeis stoot tegen
je lamp of vaas. Hij laat zijn koffie staan.
 
Beloftes worden niet door hem gedaan
en hij zal nooit die knekelvoeten vegen.
Hij wil niet schaken. Er wordt stuurs gezwegen
tot hij je vraagt om met hem mee te gaan.
 
Dat was het dan. Je bent opeens zo moe.
Hij zegt: "Je wist toch dat ik ooit zou komen.
Die lamp, die vaas, die doen er niet meer toe.
 
Kijk niet zo bang. Het sterven doet geen pijn.
Het zal een slapen, slapen zonder dromen,
het zal een slapen zonder weerga zijn."


Ottavio Rinuccini (1562-1621)


Zefiro torna e di soavi accenti
l’aer fa grato e’il pié discioglie a l’onde
e, mormoranda tra le verdi fronde,
fa danzar al bel suon su’l prato i fiori.

Inghirlandato il crin Fillide e Clori
note temprando lor care e gioconde;
e da monti e da valli ime e profond
raddoppian l’armonia gli antri canori.
Sorge più vaga in ciel l’aurora, e’l sole,
sparge più luci d’or; più puro argento
fregia di Teti il bel ceruleo manto.

Sol io, per selve abbandonate e sole,
l’ardor di due begli occhi e’l mio tormento,
come vuol mia ventura, hor piango hor canto.

(translation) 
Return O Zephyr, and with gentle motion
Make pleasant the air and scatter the grasses in waves
And murmuring among the green branches
Make the flowers in the field dance to your sweet sound;

Crown with a garland the heads of Phylla and Chloris
With notes tempered by love and joy,
From mountains and valleys high and deep
And sonorous caves that echo in harmony.
The dawn rises eagerly into the heavens and the sun
Scatters rays of gold, and of the purest silver,
Like embroidery on the cerulean mantle of Thetis.

But I, in abandoned forests, am alone.
The ardour of two beautiful eyes is my torment;
As my Fate wills it, now I weep, now I sing.

Johann von Goethe (1749-1832)


Ach, wie brengt de mooie dagen dagen, 
dagen van de eerste liefde,
wie brengt die volmaakte tijden,
ach, een luttel uurtje weer!

Eenzaam koester ik mijn lijden 
en houd niet meer op te klagen 
om de vreugde van weleer.

Ach, wie brengt de mooie dagen,
die volmaakte tijden weer! 


J.W. von Goethe (1749-1832)


In liefde nabij

Ik denk aan jou, met zon in zee weerschijnend
   op mijn gezicht.
Ik denk aan jou, wanneer het maanlicht kwijnend
   de bron verlicht.

Ik zie je als langs paden, ver gelegen,
   het stof opsteekt,
als 's nachts bij wie zich waagt op smalle wegen
   de angst uitbreekt.

Ik hoor je telkens als met woest gedonder
   de golfslag smoort.
Ik luister graag in stille wouden, zonder
   dat iets me stoort.

Samen zijn wij, al ben je nog zo verre,
   dicht bij elkaar.
De zon daalt. Weldra fonkelen de sterren.
Was jij er maar!


Apollon Grigoriev (1822 - 1864)


Gevecht

Nee, ik houd niet, ik houd niet van haar...
't Is de macht van 't gewone verlangen!
Maar hoe komt het dan dat ik haar woorden wil vangen,
En met heimlijke schrik naar haar staar?

Waarom word ik door 't simpele woord
Van dit kind met haar vrouwelijk lachje bewogen,
Wordt mijn rust door de schuchter-nadenkende ogen
Van die ijle verschijning verstoord?

Waarom ben ik toch zo van mijn stuk
Als ik bij haar ben, blij en toch treurig,
waarom beef ik toch onwillekeurig
Bij het afscheid wanneer ik haar hand even druk?

Waarom kijk ik soms naar haar doorschijnende wang
Met een wrok die ik niet kan verklaren?
Waarom ben ik ook af en toe bang
Dat ze als een verschijning ten hemel zal varen?

En ik luister, terwijl ik geboeid naar haar staar,
Naar haar lieflijk gepraat, naar dat kinderlijk zoete;
Waarom zou ik toch bang zijn om haar te ontmoeten?...
Want ik houd niet, ik zweer het, ik houd niet van haar.


Pablo Neruda (1904-1973)



Mocht je me vergeten
wil ik dat
je één ding weet:

Als ik kijk naar de kristalmaan,
de rode tak van trage herfst
bij mijn raam,
als ik, bij het vuur gezeten,
de ongrijpbare as neem
of rimpelig lijf van brandhout,
weet je,
dat alles mij tot jou voert,
alsof alles wat bestaat,
geuren, licht, metalen,
scheepjes zijn die varen
naar jouw eilanden
die me verwachten.

Welnu dan,
als beetje bij beetje
jouw liefde voor mij minder wordt,
zal beetje bij beetje
mijn liefde voor jou minder worden.

Als je me plotseling vergeet,
zoek me niet,
want ik zal je reeds vergeten zijn.

Als je de wind van vlaggen
die door mijn leven waait
waanzinnig en lang vindt,
en je besluit
me aan de oever te laten
van het hart waarin ik wortel
bedenk
dat op die dag, op dat uur,
ik mijn armen op zal heffen,
dat mijn wortels naar buiten komen
om andere grond te zoeken.

Maar als je dag na dag,
uur na uur, voelt
- onverzoenlijk lief -
dat je voor mij bestemd bent,
als, dag na dag, een bloem
aan je lippen ontstijgt
om mij te zoeken,
ach dan, allerliefste,
komt dat vuur weer in mij op,
in mij blust niets
of wordt vergeten,
mijn liefde voedt zich
aan jouw liefde:

zolang je leeft
zal mijn liefde
in jouw armen zijn
zonder mijn armen
te verlaten.




Marina Tsvetajeva (1892-1941)


… Ik zou met u willen leven

In een kleine stad,
Met eeuwige schemering
En eeuwig klokgelui.
En in een kleine herberg -
Het ijle getik
Van een oude pendule - als druppeltjes tijd.
En soms, in de avond, uit een zolderkamer - 
Een fluit,
De fluitist zelf in het raam.
En grote tulpen voor de ramen.
En misschien zou u niet eens van mij houden …

Misschien in de kamer een grote tegelkachel,
Op iedere tegel - een afbeelding:
Een roos - een hart - een schip. - 
En achter het enige raam -
Sneeuw, sneeuw, sneeuw.

Daar zou u dan liggen, - zoals ik u graag zie: loom,
Onverschillig en zorgeloos.
Af en toe het scherpe geknerp
Van een lucifer.
Een sigaret gloeit op en dooft,
En lang - lang beeft aan het eind
Het korte grijze zuiltje van de as.
U bent zelfs te loom om het af te tikken - 
En de hele sigaret vliegt in het vuur.


Margaret Atwood (1939)

Ik zou je graag willen zien slapen,
wat misschien niet gebeurt.
Ik zou je graag willen zien
slapen, ik zou met je willen
slapen, je slaap binnengaan
terwijl zijn donkere gladde golf
over mijn hoofd glijdt

en met je lopen door dat lichtende
wuivende bos van blauwgroene bladeren
met zijn waterige zon en drie manen
naar de grot waarin je moet afdalen
naar je ergste angst.

ik zou je de zilveren tak willen geven,
de kleine witte bloem, het ene
woord dat je zal beschermen
tegen het verdriet in het midden
van je droom, van het verdriet
in het midden. Ik zou je willen volgen,
de lange trap weer op
en de boot worden
die je terug zou roeien
voorzichtig, een vlam
in de kom van twee handen
tot waar je lichaam ligt
naast mij, en je gaat er zo makkelijk
naar binnen als ademde je in.

Ik zou de lucht willen zijn
die je maar heel even
bewoont. Ik zou net zo onopgemerkt willen zijn
en net zo noodzakelijk.


Karolina Pavlova (1807-1893)


Ik stel mij meer dan eens gestrenge vragen,
En onderzoek mijn ziel en zie haar aan;
Vele verlangens heeft zij zien vervagen,
En veel is aan het lot al afgestaan.

Verwonderd denk ik terug, zoals wij allen,
Aan 't voorjaar met zijn overdadigheid,
En dag na dag doet nevelsluiers vallen
Over het Eden van die kindertijd.

Maar binnenin mij groeit met elke nevel
In het geheim een onbekende kracht,
Hoe stralen daar de sterren, feller levend
Naarmate 't duister toeneemt met de nacht.

En ik geloof, dat alles wat wij hopen
Vervuld wordt, zij het anders dan gedacht,
Dat ieder vroeg of laat de ogen opent,
Dat wij ons doel bereiken, onverwacht;

Dat zwakte vals is, net als radeloosheid,
Dat elk gevallen bloempje vruchten draagt,
Dat er verzoening is voor alle boosheid,
Dat er een antwoord is voor elke vraag.



Jan Emmens (1924-1971)

Soms een gevoel het leven te beleven, 
het eindeloze naderen van grote steden 
in treinen die hun loop vertragen, 
en soms alleen maar weerzin te bedwingen 
door fluit te spelen op herinneringen.





Jean Pierre Rawie


De minnaar van een vrouw als u te wezen
is waar ik op mijn oude dag naar haak.
Het is wel gek: U was nog in de maak
toen ik al volop schrijven kon en lezen.

Maar daarvan afgezien, zoals zo vaak
dient er ook een nadeel aangewezen:
het blijft natuurlijk een riskante zaak
de minnaar van een vrouw als u te wezen.

Zo is er concurrentiestrijd te vrezen,
want U valt zeer bij heren in de smaak;
maar zelfs als ik besodemieterd raak,
heb ik nog steeds geen dieper wens dan deze:
de minaar van een vrouw als U te wezen.