M. Vasalis

Wanneer je hand beweegt beweegt mijn ziel –
als je je ogen opslaat stroomt zij vol met licht 
– mijn lief, mijn vleugelslag – mijn zwaartekracht. 
Ik volg – van ganser harte en volstrekt onvrij 
iedere stap, ieder gebaar; iedre verandering van je gezicht 
verandert mij.
Nee niets ontbreekt aan onze liefde dan 
de onvolmaaktheid – zonder welke men 
niet ademen, niet leven kan. 

Ik ben te rijk behuisd in je paleis
ik wil weer naar mijn kamertje terug 
en niets meer zien en niets meer horen 
ik wil weer arm en leeg zijn als tevoren.
Ik-wil-naar-huis!