Ik zei: Vanavond wil ik niet met je samen zijn,
je moet maar weggaan.
En snikkend ben je weggegaan.
Ik heb geen woning om naar terug te gaan.
over het spoor waarmee je, snikkend,
uit mijn hart was weggegaan.
De vlekken van jouw tranen bleven overal in mij vastzitten.
Zij waren een vijver geworden.
Door het gewicht van deze vijver was mijn hart
zwaarder dan anders.
Zo ben ik die nacht,
onder het gewicht van mijn hart,
ingeslapen.