Judith Herzberg

Wie op het schiereiland van de vervulling staat moge hij de dood nog 
worden bespaard.
Hij die een wijngaard heeft geplant maar de vruchten nog niet heeft 
geproefd, hij die een huis heeft gebouwd maar er nog niet in heeft 
gewoond, hij die een vrouw heeft genomen maar nog niet met haar heeft geslapen.
Hij die een leeg schrift, een onbegonnen potlood of een schone 
zakdoek heeft.
Hij die ziet dat het gaat regenen.

Maar wie perfect de weg kent in een stad,
een lied kan blazen op een sprietje gras
of wie zich op een korrel heeft verschanst
en deze als de wereld ziet, zijn paard
niet afdroogt na een rit, zijn bril
beslagen laat, de regen heeft zien vallen,
zijn zakdoek gebruikt, zijn tranen gehuild heeft – 
Of wie met hart en ziel terug wil draven
Begraven botten op wil graven
dode dingen leven in wil blazen of gaat sparen; 
een herfstblaadje, een bioscoopkaartje, een schaamhaartje bewaren – 
Stuur hem desnoods dan maar de veldslag in,
alleen – verwacht niet van hem dat hij wint.