vanwege de kou onder de deken
gelaten en tegen mij aan gelegd,
voor de morgen, als zijn komst
zo betrouwbaar,
zo naast mij in aarzelende zinnen
van adem in en adem weer uit met
telkens dat even onneembare obstakel
dat weloverwogen weg wordt geslapen,
zo luisterrijk,
zo naar binnen gedropen als muziek,
al die adem samengekruld en deinend
van minuut tot minuut op een snaar
in mijn hoofd, een spinnende fuga,
zo nabij.